ECLI:NL:CRVB:2014:1889
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van Wajong-uitkering wegens detentie
In deze zaak gaat het om de intrekking van de Wajong-uitkering van appellant, die sinds 27 mei 2011 in detentie verblijft in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die eerder het beroep van appellant tegen de intrekking van zijn uitkering ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat appellant rechtens zijn vrijheid is ontnomen, wat een uitsluitingsgrond vormt voor het ontvangen van een Wajong-uitkering. Appellant, vertegenwoordigd door zijn vader, betoogde dat hij geen gewone gedetineerde is, maar een patiënt die behandeld wordt voor psychosen en angststoornissen. Hij stelde dat zijn verblijf in het PPC voor de helft moet worden aangemerkt als behandeling en voor de andere helft als voorlopige hechtenis.
De Raad voor de Rechtspraak bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de omstandigheden van appellant, waaronder zijn detentie, de voortzetting van de Wajong-uitkering in de weg staan. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat er geen recht op uitkering bestaat wanneer iemand rechtens zijn vrijheid is ontnomen. De Raad concludeert dat er geen ruimte is voor een uitzondering in dit geval, gezien de onvoorwaardelijke jeugddetentie die aan appellant is opgelegd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank, en er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.