In deze zaak heeft appellante, geboren in 1992, een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering op basis van haar psychische en lichamelijke beperkingen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 2 maart 2010 afgewezen, met de stelling dat appellante op haar 17e verjaardag minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 1 juli 2010. De rechtbank Middelburg heeft het beroep van appellante tegen dit besluit op 6 januari 2011 ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald en gesteld dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. De Centrale Raad van Beroep heeft een deskundige, psychiater J. de Jonge, benoemd om de situatie van appellante te onderzoeken. De deskundige heeft vastgesteld dat appellante lijdt aan een chronisch vermoeidheidssyndroom en andere psychische aandoeningen, waardoor zij op 13 maart 2010 niet in staat was om te werken. De deskundige concludeerde dat appellante gedurende 52 weken na haar 17e verjaardag niet in staat was tot arbeid en dat het onwaarschijnlijk was dat zij binnen een jaar volledig zou herstellen.
De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de aanvraag van appellante ten onrechte heeft beoordeeld op basis van de oude wetgeving en dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank heeft dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak is vernietigd. De Raad heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de deskundige. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.645,24 bedragen.