ECLI:NL:CRVB:2014:1823
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.E. Bakker
- E.W. Akkerman
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA na nieuwe schatting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De zaak betreft de toekenning van een WIA-uitkering aan de appellant, die een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80% heeft. De Raad heeft in een eerdere tussenuitspraak op 30 november 2012 al een oordeel gegeven, waarna het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een nieuwe schatting heeft verricht. Deze schatting bevestigde de eerder vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid, wat door de appellant werd betwist.
Tijdens de zitting op 11 april 2014 is de appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en het Uwv was vertegenwoordigd door H. ten Brinke. De Raad heeft de medische rapporten van bezwaarverzekeringsarts S.G. van Wageningen en bezwaararbeidsdeskundige J. van Dijk in overweging genomen. De bezwaarverzekeringsarts had de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast, waarbij zwaardere beperkingen voor de appellant werden vastgesteld. De bezwaararbeidsdeskundige concludeerde dat enkele functies niet meer geschikt waren, maar dat er nog steeds functies waren die de appellant kon vervullen.
De Raad heeft de FML van 4 februari 2014 als juist beoordeeld en vastgesteld dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor de appellant. De Raad heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevochten, bevestigd moest worden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.