ECLI:NL:CRVB:2014:1812
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand aan zelfstandige op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die sinds 1 juni 2008 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had ook een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de bijstand van appellante ingetrokken en teruggevorderd op basis van de stelling dat zij als zelfstandige voldoende inkomsten had om in haar levensonderhoud te voorzien. De Raad heeft vastgesteld dat appellante freelance werkzaamheden verrichtte, maar dat zij niet alle gevraagde gegevens had overgelegd. Het college had appellante verzocht om informatie over haar inkomsten, waarop zij enkele documenten had ingediend. De Raad heeft de besluiten van het college beoordeeld en geconcludeerd dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet voldeed aan het urencriterium van 1.225 uren per jaar, zoals vereist in het Bbz 2004. De Raad heeft geoordeeld dat appellante terecht als zelfstandige werd aangemerkt en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de ontvangen bijstand terecht waren. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.