ECLI:NL:CRVB:2014:1808
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de aanvraag om een inkomensvoorziening en terugvordering van voorschotten in het kader van de Wet investeren in jongeren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de tussenuitspraak en einduitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) door het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen. Betrokkene, geboren in 1988, had op 29 maart 2010 een aanvraag ingediend voor een werkleeraanbod, maar het college weigerde haar een voorschot te verstrekken, omdat zij als zelfstandige werd gezien. De rechtbank oordeelde dat het college had moeten onderzoeken of betrokkene recht had op een inkomensvoorziening, maar het college had dit nagelaten. De Raad bevestigde dit oordeel en verklaarde dat de afwijzing van de aanvraag om een inkomensvoorziening geen stand kan houden.
Daarnaast ging de zaak over de terugvordering van voorschotten die aan betrokkene waren verstrekt. Het college had deze voorschotten teruggevorderd op basis van het feit dat betrokkene geen recht had op bijstand. De Raad oordeelde dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot terugvordering gebruik had kunnen maken, omdat de afwijzing van de aanvraag om bijstand in rechte onaantastbaar was geworden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van aanvragen om inkomensvoorzieningen en de verplichting van het college om de financiële situatie van de aanvrager te onderzoeken. Tevens wordt duidelijk dat de terugvordering van verstrekte voorschotten gerechtvaardigd kan zijn indien er geen recht op bijstand bestaat.