ECLI:NL:CRVB:2014:459
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- J.F. Bandringa
- F. Hoogendijk
- Rechtspraak.nl
Intrekking werkleeraanbod en weigering inkomensvoorziening op grond van de WIJ wegens onbekend vermogen
In deze zaak gaat het om de intrekking van een werkleeraanbod en de weigering van een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Appellant, geboren in 1989, had op 4 mei 2011 een aanvraag ingediend voor een werkleeraanbod. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft hem op 8 juni 2011 een werkleeraanbod gedaan, maar heeft later, op 28 juni 2011, dit aanbod ingetrokken en de inkomensvoorziening geweigerd. De reden hiervoor was dat de omvang van het vermogen van appellant niet kon worden vastgesteld, omdat hij niet de gevraagde inlichtingen had verschaft over een auto die op zijn naam stond.
De auto, een [merknaam 1.] uit 2006, had een geschatte waarde tussen de € 11.000,- en € 16.000,-. Appellant had aanvankelijk verklaard dat hij de auto van zijn spaargeld had gekocht, maar later beweerde hij dat de auto van een vriend was. Hij heeft echter geen bewijs geleverd om deze claim te onderbouwen. Het college heeft het bezwaar van appellant tegen de intrekking van het werkleeraanbod ongegrond verklaard, omdat het recht op de inkomensvoorziening niet kon worden vastgesteld zonder inzicht in zijn financiële situatie.
De rechtbank heeft de weigering van de inkomensvoorziening bevestigd, en appellant heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting heeft appellant betoogd dat hij niet de eigenaar was van de auto en dat hij zijn vriend had willen helpen. Hij heeft een verklaring van deze vriend overgelegd, maar de Raad oordeelt dat deze verklaring niet voldoende is onderbouwd met objectieve gegevens. De Raad concludeert dat appellant niet de benodigde informatie heeft verstrekt om zijn recht op een inkomensvoorziening aannemelijk te maken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.