ECLI:NL:CRVB:2014:1806
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opschorting en intrekking van bijstand wegens niet verschijnen op gesprekken en niet tijdig verstrekken van informatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 26 september 1997 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In 2012 heeft het college appellant meerdere keren om informatie verzocht in verband met re-integratieactiviteiten, maar appellant heeft hierop niet gereageerd. Na een niet-verschenen gesprek op 29 maart 2012 heeft het college besloten om de bijstand van appellant op te schorten en hem op te roepen voor een gesprek op 16 april 2012. Appellant is wederom niet verschenen en heeft ook geen contact opgenomen met het college. Dit leidde tot de intrekking van zijn bijstand per 12 april 2012. Het college verklaarde het bezwaar van appellant tegen deze intrekking ongegrond.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat het opschortingsbesluit in rechte vaststaat en dat appellant niet heeft betwist dat hij het verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank oordeelde dat appellant verweten kan worden dat hij niet tijdig heeft gereageerd op de oproepen van het college. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat de hersteltermijn van vier dagen te kort was en dat er geen rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.