In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een in Spanje woonachtige man, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Zorginstituut Nederland, dat hem als verdragsgerechtigde had aangemerkt en hem een buitenlandbijdrage had opgelegd op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De appellant ontving een WAO-uitkering uit Nederland en had een particuliere zorgverzekering afgesloten in Nederland, waardoor hij gebruik kon maken van zorg in een privékliniek in Benidorm, Spanje. De Raad oordeelde dat de keuze van de appellant om geen gebruik te maken van zijn recht op zorg in Spanje, niet betekende dat hij niet verdragsgerechtigd was. De Raad bevestigde dat de appellant op grond van de Verordening (EEG) nr. 1408/71 recht had op zorg in zijn woonland en dat hij een bijdrage verschuldigd was op basis van artikel 69 van de Zvw. De Raad verwierp de argumenten van de appellant dat zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende waren meegewogen en dat er sprake was van ongerechtvaardigde verschillen in behandeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van verdragsgerechtigden en de gevolgen van hun keuzes met betrekking tot zorgverzekeringen.