4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.1. De indicatie voor PV is onweersproken gebaseerd op de verstandelijke beperking van appellant.
4.1.2. Tussen partijen is niet in geschil dat appellant hulp nodig heeft bij douchen, aan- en uitkleden, toiletgang, haren wassen en tanden poetsen. Ook is niet in geschil dat dit volgens de normtijden, rekening houdend met de samenvallende activiteiten, resulteert in 54 minuten per dag. Ten slotte is niet in geschil dat sprake is van (dreigende) overbelasting van de ouders in de indicatieperiode.
4.1.3. Appellant betwist wel de uitkomst van 9 minuten per dag. Deze omvang is berekend door vermindering van de uitkomst van 54 minuten met 45 minuten per dag, dat door CIZ wordt aangeduid als gebruikelijke zorg. Volgens appellant is geen rekening gehouden met de (dreigende) overbelasting van de ouders. CIZ stelt dat er pas een indicatie wordt gesteld voor bovengebruikelijke zorg vanaf 1 uur en 45 minuten per dag. In het geval van appellant is door de (dreigende) overbelasting van de ouders 1 uur per dag niet tot de gebruikelijke zorg gerekend.
4.1.4. In de uitspraak van 22 januari 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:134) van de Raad is kort gezegd neergelegd dat CIZ in een voorkomend geval moet onderzoeken of, en zo ja, in welke mate de voor het kind noodzakelijke zorg, de zorg die gemiddeld nodig is voor een kind zonder AWBZ-indicatie, overschrijdt. Vastgesteld moet immers worden op welke zorg het betrokken kind redelijkerwijs is aangewezen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza). Om dat te kunnen vaststellen moet in ieder individueel geval, gelet op de omstandigheden van het betrokken kind, worden beoordeeld welke noodzakelijke verzorging op het gebied van Persoonlijke Verzorging, Verpleging en Begeleiding uitgaat boven de zorg die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft. Bij die beoordeling moeten de leeftijd van het kind, de aard van de zorghandelingen, de frequentie van die handelingen en de omvang van de daarmee gemoeide tijd worden betrokken. 4.1.5. Naar de Raad uit het verhandelde ter zitting begrijpt, is met de berekening van 45 minuten per dag beoogd aan te geven dat dit de tijd is die redelijkerwijs is gemoeid bij het verrichten van de in 4.1.2 genoemde zorghandelingen bij een kind zonder beperkingen en van dezelfde leeftijd als appellant. De omvang van deze berekening is niet inzichtelijk omdat deze niet nader is gemotiveerd. Het vindt geen basis in de Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel bij verschillende leeftijden in relatie tot AWBZ-zorg (Richtlijnen) zoals opgenomen in de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ. In deze Richtlijnen is immers voor kinderen tot 12 jaar neergelegd dat zij toezicht en maar weinig hulp nodig hebben bij PV. Niet valt in te zien waarom een kind zonder beperkingen van dezelfde leeftijd als appellant 45 minuten per dag hulp nodig heeft bij zorghandelingen als opgesomd in 4.1.2.
4.1.6. Tegen de achtergrond van de genoemde uitspraak van 22 januari 2014 is het onjuist dat CIZ pas uitgaat van bovengebruikelijke zorg vanaf 1 uur en 45 minuten per dag.
4.1.7. Wat is overwogen onder 4.1.5 en 4.1.6 is echter niet bepalend voor het oordeel van de Raad. CIZ en Bjz hebben immers in het gezamenlijke besluit beslist om voor de duur van de indicatieperiode rekening te houden met de (dreigende) overbelasting van de ouders. Gelet hierop hoeven de ouders gedurende de indicatieperiode niet de gebruikelijke zorg te verlenen. Hieruit volgt dat niet alleen het reeds door CIZ in mindering gebrachte uur buiten aanmerking dient te worden gelaten bij de berekening van de omvang van de benodigde zorg, maar ook de in mindering gebrachte 45 minuten. De omvang van de benodigde zorg komt dan op 54 minuten per dag, oftewel 6,3 uur per week. Dat valt binnen klasse 3.
4.2.1. De indicatie in klasse 4 voor de functie BI is in het besluit van CIZ van 23 juli 2009 verleend voor het bieden van structuur en het ondersteunen in de zelfredzaamheid met als doel het bevorderen van de zelfredzaamheid en/of het ontlasten van mantelzorg. In het gezamenlijke besluit van 27 augustus 2010 heeft CIZ door de verstandelijke beperking van appellant 30 minuten per dag geïndiceerd voor het aanbrengen van structuur. Daarbij heeft CIZ gedacht aan hulp bij het initiëren van eenvoudige of complexe taken, bieden van toezicht bij activiteiten in de PV, leren plannen van activiteiten en het toezien hierop, toezien op balans tussen spelen en andere taken, extra herhalen/uitleggen/oefenen. Bjz heeft door de psychiatrische beperking daarnaast tijd geïndiceerd voor het bieden van hulp aan appellant bij het zich houden aan regels en afspraken en het corrigeren van gedrag. Volgens Bjz is er veel winst te behalen bij behandeling van appellant en daarom heeft zij BI vooralsnog geïndiceerd in een omvang van 30 minuten per dag. Omdat appellant tijdens de schoolweken minder begeleiding nodig heeft dan in de vakanties is de berekening gemiddeld 5 uur en 6 minuten per week, oftewel klasse 3. Om strijd met het verbod van reformatio in peius te voorkomen is echter klasse 4 gehandhaafd. Ter zitting heeft CIZ toegelicht dat voor de geïndiceerde zorg de indeling in klasse 4 maximaal is. Bjz heeft daarnaast ter zitting nader toegelicht dat zij de situatie opnieuw bekijkt als behandeling daadwerkelijk plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.
4.2.2. Appellant heeft aangevoerd dat voor BI te weinig uren zijn geïndiceerd. Hij is van mening dat een indicatie met een maximum van 9,9 uur onvoldoende is, omdat zeker 14 uur per week nodig is. Appellant moet immers deelnemen aan de maatschappij, op bezoek gaan bij familie en vrienden, spelen, geamuseerd worden en sporten. Verder moet hij naar school gaan en bijvoorbeeld de tandarts en dokter bezoeken. Volgens appellant is er geen rekening gehouden met de (dreigende) overbelasting van de ouders. Daarmee wel rekening houdend zou de omvang van 9,9 uur moeten worden verhoogd met 7 uur per week.
4.2.3. In de gedingstukken is niet de basis te vinden voor de motivering in het gezamenlijke besluit om, kort gezegd, per grondslag in beginsel 30 minuten per dag te indiceren. Een indicatie per grondslag is ook niet juist, omdat het aan Bjz en CIZ gezamenlijk is om de objectieve zorgbehoefte van de betrokkene te onderzoeken en op grond daarvan in gezamenlijkheid een indicatie te geven. Hoe dat ook zij, in het gezamenlijke besluit hebben Bjz en CIZ beslist de eerder gegeven indicatie in klasse 4 te handhaven. Deze indicatie is gericht op het bieden van ondersteuning bij het aanbrengen van structuur of het voeren van regie en/of het ondersteunen bij vaardigheden/handelingen ten behoeve van de zelfredzaamheid en/of het ontlasten van de mantelzorg.
4.2.4. Bij koninklijk besluit van 1 december 2008, Stb. 2008, 533, in werking getreden op
1 januari 2009, is het op de AWBZ steunende Bza gewijzigd (Pakketmaatregel). Deze wijziging houdt onder meer in dat de oude zorgfuncties Ondersteunende Begeleiding en Activerende Begeleiding zijn vervallen en dat daarvoor de nieuwe zorgfunctie Begeleiding in de plaats is gekomen. Artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ is met ingang van
1 januari 2009 als volgt gaan luiden:
“1. Begeleiding omvat door een instelling te verlenen activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.