ECLI:NL:CRVB:2014:1675
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten na mishandelingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten door appellante, die herhaaldelijk mishandeld was. Appellante had in april 2012 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had deze afgewezen. De Raad oordeelde dat appellante geen bijzondere omstandigheden had aangetoond die de noodzakelijkheid van de kosten rechtvaardigden. De Raad stelde vast dat de woning van appellante sinds de geboorte van haar tweede kind, op 15 januari 2006, al te klein was en dat de verhuizing dus voorzienbaar was. Appellante had voldoende tijd gehad om voor de kosten te reserveren, ondanks haar trauma door mishandelingen. De Raad concludeerde dat de situatie in april 2012 niet acuut was en dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand terecht was. De eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam werd bevestigd, waarbij het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag voor de kosten van een babyuitzet gegrond werd verklaard, maar de afwijzing van de verhuis- en inrichtingskosten ongegrond bleef. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.