ECLI:NL:CRVB:2014:1661
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering na een bedrijfsongeval en gezondheidsklachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Dordrecht. De appellant, die op 15 november 2005 uitviel voor zijn werk als cv-monteur door een rechterelleboogtrauma na een bedrijfsongeval, had op 27 september 2007 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een verzoek om herbeoordeling in 2010, waarbij appellant aangaf dat zijn gezondheid was verslechterd, concludeerde het Uwv opnieuw dat hij niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, en oordeelde dat de onderzoeken door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig waren uitgevoerd. Appellant stelde in hoger beroep dat de ziekte van Bechterew al in 2007 aanwezig was, maar niet voldoende was onderkend. De Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat de bezwaarverzekeringsarts de klachten van appellant onvoldoende had onderkend. De medische informatie die appellant in hoger beroep aanvoerde, werd niet als voldoende onderbouwd beschouwd.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het bestreden besluit voldoende medische onderbouwing had. Er was geen aanleiding voor een nader onderzoek door een deskundige, en de arbeidskundige grondslag van het besluit werd eveneens als toereikend beoordeeld. De uitspraak concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak bevestigd werd.