ECLI:NL:CRVB:2014:1658
Centrale Raad van Beroep
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om CIZ te veroordelen in de proceskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2014 uitspraak gedaan over een verzoek van de erven van [Van V.] om het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) te veroordelen in de proceskosten. De erven, vertegenwoordigd door I.T. Martens van SRK rechtsbijstand, hadden hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Het hoger beroep werd ingetrokken na een besluit van een ander bestuursorgaan, waardoor de Raad moest beoordelen of het CIZ verantwoordelijk was voor de proceskosten.
De Raad constateerde dat de besluitvorming die leidde tot de intrekking van het hoger beroep niet afkomstig was van het CIZ, maar van een ander bestuursorgaan. Dit betekende dat het hoger beroep niet was ingetrokken vanwege een wijziging van een besluit door het CIZ. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een tegemoetkoming door het CIZ en dat er daarom geen grond was om het CIZ te veroordelen in de proceskosten van de erven.
De Raad heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, met de overweging dat de erven niet in hun recht stonden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en A.J. Schaap en D.S. de Vries als leden, in aanwezigheid van griffier G.J. van Gendt. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 mei 2014.