ECLI:NL:CRVB:2014:1653
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting met betrekking tot pokeren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellanten, een echtpaar uit Helmond, ontvingen sinds 19 mei 1995 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Helmond heeft in 2010, na een onderzoek door de Sociale Recherche, besloten om de bijstand van appellanten te herzien en in te trekken wegens het niet opgeven van inkomsten uit pokeren. De appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat zij geen inkomsten uit pokeren hebben verworven en dat het college ten onrechte heeft besloten tot terugvordering van de bijstandsuitkeringen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten gedurende de relevante periode actief waren op verschillende pokersites en dat zij regelmatig contante bedragen hebben gewonnen, die zij deels op hun bankrekening hebben gestort. De Raad oordeelt dat appellanten hun inlichtingenverplichting hebben geschonden door deze inkomsten niet te melden. De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat niet kon worden vastgesteld of appellanten in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden.
De Raad heeft ook overwogen dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en de Centrale Raad van Beroep heeft de beslissing van het college om de bijstand in te trekken en terug te vorderen, bekrachtigd.