ECLI:NL:CRVB:2014:1638
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellanten tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de vaststelling dat appellanten een gezamenlijke huishouding voerden. Appellante ontving bijstand als alleenstaande, terwijl appellant, die studiefinanciering ontving, op hetzelfde adres stond ingeschreven. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer heeft na onderzoek geconcludeerd dat appellante sinds 21 juli 2011 niet meer alleen woonachtig was en heeft de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken en teruggevorderd. De rechtbank heeft de bezwaren van appellanten ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep zijn gegaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten gedurende de relevante periode op hetzelfde adres woonden en dat er sprake was van wederzijdse zorg, wat de conclusie van een gezamenlijke huishouding ondersteunt. De Raad heeft de eerdere uitspraken van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering terecht waren. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.