ECLI:NL:CRVB:2014:1624

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 mei 2014
Publicatiedatum
13 mei 2014
Zaaknummer
12-2612 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot voortzetting van indicatie voor de functie Begeleiding Individueel klasse 3

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1944, heeft beperkingen door verschillende medische aandoeningen en heeft een aanvraag ingediend bij het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) voor voortzetting van zijn indicatie voor de functie Begeleiding Individueel (BI) klasse 3. CIZ heeft deze aanvraag afgewezen en in plaats daarvan een indicatie voor BI klasse 2 toegekend. De appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd en heeft zich beperkt tot het herhalen van eerder aangevoerde bezwaren. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in de eerdere uitspraak voldoende gemotiveerd heeft toegelicht waarom de indicatie van CIZ toereikend was en dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van de indicatieadviseur te twijfelen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. De door appellant overgelegde medische stukken leiden niet tot een ander oordeel, aangezien deze niet aantonen dat de indicatie voor BI klasse 2 onvoldoende zou zijn. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/2612 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
26 maart 2012, 11/4123 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant], te [woonplaats] (appellant)
Centrum indicatiestelling zorg (CIZ)
Datum uitspraak: 7 mei 2014
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.A. Bouwman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bouwman. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door
I.C.J.G. van Maris-Kindt.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren [in] 1944, ondervindt beperkingen ten gevolge van OSAS/CSAS, COPD, het prikkelbaar darm syndroom en nek- en schouderklachten. CIZ heeft appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geïndiceerd voor de functie Begeleiding Individueel (BI).
1.2.
Op 5 december 2010 heeft appellant CIZ verzocht de tot en met 24 februari 2011 gestelde indicatie voor de functie BI klasse 3 ook na die datum ongewijzigd voort te zetten.
1.3.
Bij besluit van 28 december 2010 heeft CIZ dit verzoek van appellant afgewezen en voor de periode van 25 februari 2011 tot 24 augustus 2012 een indicatie gesteld voor BI klasse 2.
1.4.
Naar aanleiding van het bezwaar van appellant heeft CIZ de medisch adviseur
H.M. Laane verzocht advies uit te brengen. In zijn rapport van 14 juni 2011 heeft Laane geconcludeerd dat bij appellant sprake is van enig verminderd psychisch functioneren en verminderd psychosociaal welbevinden. Op grond daarvan zijn er matige beperkingen op het gebied van sociale redzaamheid, maatschappelijk leven en bewegen/verplaatsen en lichte beperkingen op het gebied van de persoonlijke verzorging. Hij komt tot de conclusie dat de bij het primaire besluit gegeven indicatie toereikend is.
1.5.
Bij besluit van 5 augustus 2011 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar van appellant tegen het besluit van 28 december 2010 ongegrond verklaard. CIZ heeft daarbij aangegeven dat voor de ondersteuning van appellant bij het aanbrengen van structuur en het voeren van regie dertig minuten dagelijkse begeleiding toereikend is.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant niets tegenover het onderzoek van CIZ heeft gesteld dat de rechtbank aanleiding geeft om te twijfelen aan de beoordelingen en de conclusies van de indicatieadviseur.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellant heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. De door appellant in hoger beroep overgelegde brief van de huisarts van 17 maart 2014 en van de psycholoog van 25 juli 2012 leiden niet tot een ander oordeel. De psycholoog verwijst verder naar informatie uit 2004/2005 en heeft appellant daarna niet meer gezien. Uit de brief van de huisarts wordt niet duidelijk dat BI klasse 2 niet toereikend zou zijn.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en J. Brand en
I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2014.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) D. Heeremans

TM