ECLI:NL:CRVB:2014:1602
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering tot verhoging van de WAO-uitkering op basis van deskundigenrapport
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Breda. Appellant, die een WAO-uitkering ontving, had verzocht om verhoging van deze uitkering na een verslechtering van zijn gezondheid. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op 19 augustus 2010 had geweigerd de uitkering te verhogen, omdat er geen evidente wijziging in de medische toestand van appellant was vastgesteld. De rechtbank had een deskundige benoemd, neurologe De Rijk-van Andel, die de situatie van appellant had beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de deskundige voldoende informatie had om tot een conclusie te komen over de belastbaarheid van appellant, ondanks dat niet alle aspecten van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) afzonderlijk waren getest.
Appellant herhaalde in hoger beroep zijn standpunt dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen. Hij voerde aan dat de deskundige geen lichamelijk onderzoek had verricht en dat zijn situatie niet correct was beoordeeld. De Raad oordeelde echter dat de deskundige, op basis van haar expertise en de beschikbare informatie, in staat was om een adequate beoordeling te maken. De Raad volgde de conclusie van de rechtbank dat de FML niet onjuist was, ondanks de toegenomen beperkingen die appellant had ervaren. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter B.M. van Dun en de leden R.E. Bakker en E.W. Akkerman, in aanwezigheid van griffier S. Aaliouli. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 mei 2014.