ECLI:NL:CRVB:2014:1589
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens bezit van onroerend goed in het buitenland
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 1992 bijstand ontvingen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had eerder het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad vernietigd, dat de bijstand van appellanten over een bepaalde periode had herzien en teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op de ontdekking dat appellanten een woning in Turkije bezaten, wat zij niet hadden gemeld aan het college. De Raad stelt vast dat appellanten in strijd met hun inlichtingenverplichting hebben gehandeld door het bezit van de woning niet te melden, wat van invloed was op hun recht op bijstand. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, en dat de hoogte van het terugvorderingsbedrag niet onevenredig is in verhouding tot de omstandigheden. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten, en verklaart het beroep tegen de besluiten van het college ongegrond. De uitspraak is gedaan op 6 mei 2014.