ECLI:NL:CRVB:2014:1582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.Th. Wolleswinkel
- J.J.A. Kooijman
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Ontslag op andere gronden dan ongeschiktheid en uitkeringsregeling op minimumniveau
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het beroep tegen het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ongegrond werd verklaard. Appellant was werkzaam bij de voormalige Inspectie Werk en Inkomen en werd per 1 maart 2004 overgeplaatst naar de voormalige Arbeidsinspectie. In 2009 uitte zijn nieuwe leidinggevende zorgen over zijn functioneren, wat leidde tot een detachering die appellant weigerde. Na deze weigering werd een verbetertraject gestart, maar ook hieraan weigerde appellant deel te nemen. Uiteindelijk werd appellant op 30 december 2010 ontslagen op andere gronden dan ongeschiktheid, met een uitkering op WW-niveau en een bovenwettelijke uitkering. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de minister voldoende inspanningen heeft geleverd om appellant te ondersteunen in zijn functie. De Raad stelt vast dat appellant zijn medewerking aan zowel de detachering als het verbetertraject heeft geweigerd, wat de minister niet kan worden aangerekend. De Raad concludeert dat er geen sprake is van een overwegend aandeel van de minister in de situatie die tot het ontslag heeft geleid. De door appellant aangedragen argumenten over de bejegening door zijn leidinggevende worden als misplaatst beschouwd. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.