ECLI:NL:CRVB:2014:1557
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- E.W. Akkerman
- M.I. ’t Hooft
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering ANW wegens niet-arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. Appellante, geboren in 1954, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot in 2009. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellante niet als arbeidsongeschikt werd beschouwd volgens de criteria van de ANW. De rechtbank had het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de Svb had de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het onderzoek door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet representatief was en dat er onvoldoende beperkingen waren aangenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Svb de aanvraag van appellante kon afwijzen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen objectieve medische gegevens zijn overgelegd die de juistheid van de FML in twijfel trekken. Bovendien was de tijdspanne van drie jaar tussen de datum in geding en de onderzoeksdatum niet van invloed op de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij is opgemerkt dat de Svb voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat was om de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan de door de arbeidsdeskundige geduide functies. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.