ECLI:NL:CRVB:2014:1552
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering studiefinanciering op basis van woonadres in de GBA
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van studiefinanciering door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan appellante, die niet woonachtig zou zijn op het adres waar zij in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is ingeschreven. Appellante ontving studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) en was vanaf 24 maart 2011 ingeschreven op een bepaald adres. De Minister heeft op 3 november 2012 besloten appellante als thuiswonend aan te merken, wat leidde tot een herziening van de studiefinanciering en een terugvordering van € 1.905,40. Dit besluit werd door de Minister onderbouwd met een rapport van een huisbezoek op 3 oktober 2012, waaruit bleek dat appellante niet op het GBA-adres woonde. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van de Minister ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 12 februari 2014 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De Minister werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. Appellante betwistte de bevindingen van het huisbezoek en stelde dat de hoofdbewoonster van het adres geen toestemming had gegeven voor het huisbezoek. De Raad oordeelde dat de Minister zijn conclusie over het woonadres van appellante kon baseren op de bevindingen van het onderzoek, dat voldoende bewijs bood dat appellante niet op het GBA-adres woonde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 mei 2014.