ECLI:NL:CRVB:2014:1493
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beëindiging nabestaandenuitkering en arbeidsongeschiktheid onder de ANW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de nabestaandenuitkering van appellante, die in Marokko woont. Appellante ontving sinds november 2003 een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft in 2005 besloten de uitkering te beëindigen omdat haar jongste kind de leeftijd van 18 jaar bereikte. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, stellende dat zij door psychische problemen niet in staat was om te werken. De Svb heeft daarop het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ingeschakeld om haar arbeidsongeschiktheid te onderzoeken. Het Uwv concludeerde dat appellante niet arbeidsongeschikt was in de zin van de ANW, wat leidde tot een ongegrondverklaring van haar bezwaar door de Svb.
Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat de deskundige, die door de rechtbank was ingeschakeld, geen eenduidig oordeel kon geven over de psychische klachten van appellante, maar dat er geen bewijs was dat appellante niet zelfredzaam was. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de deskundige haar persoonlijk had moeten onderzoeken. De Raad heeft echter geoordeeld dat de deskundige voldoende onderzoek had gedaan en dat appellante in staat was de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te verrichten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.