In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, geboren in 1987 en lijdend aan de stofwisselingsziekte metachromatische leukodystrofie, heeft een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de verbouwingskosten voor het realiseren van een kamer voor de slaapwacht. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland, omdat de gevraagde voorziening niet zou vallen onder de reikwijdte van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten.
De Raad heeft vastgesteld dat de gewenste extra kamer bedoeld is voor de slaapwacht die 24 uur per dag zorg verleent aan appellant, die volledig zorgafhankelijk is. De Raad oordeelt dat de gevraagde voorziening niet strekt tot het compenseren van de beperkingen van appellant, omdat de kamer enkel gebruikt wordt voor de slaapwacht en niet bijdraagt aan de zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie van appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar vernietigt deze voor wat betreft de proceskostenveroordeling, omdat bepaalde kosten niet waren meegenomen. Het college wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.207,36 bedragen, inclusief reiskosten en verletkosten.