In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een dakloze, had op 25 juni 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat de appellant niet op de opgegeven locaties was aangetroffen. De Raad heeft vastgesteld dat de betrokken medewerkers van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) de opgegeven locaties niet voldoende grondig hebben doorzocht. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet op een deugdelijke motivering rust. De rechtbank had dit gebrek niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 6 september 2012, herroept het besluit van 31 juli 2012 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 2.435,-.