ECLI:NL:CRVB:2014:1471
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 3 april 2005 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De aanleiding voor de intrekking was een anonieme tip dat appellant samenwoonde met [B.]. De sociale recherche Fryslan heeft een onderzoek ingesteld, waarbij getuigen zijn gehoord en appellant en [B.] zijn verhoord. De onderzoeksresultaten leidden tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat hij een gezamenlijke huishouding voerde met [B.].
Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen heeft vervolgens de bijstand van appellant met ingang van 1 juni 2010 beëindigd en de kosten van bijstand over een eerdere periode teruggevorderd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze ongegrond verklaard. De rechtbank Leeuwarden heeft de beroepen tegen de besluiten van het college eveneens ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 22 april 2014 geoordeeld dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding tussen appellant en [B.] op basis van de criteria van hoofdverblijf in dezelfde woning en wederzijdse zorg. De Raad heeft vastgesteld dat appellant en [B.] in de relevante periode hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden en dat er voldoende aanwijzingen waren voor wederzijdse zorg. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant verworpen.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenverplichting en de gevolgen van het niet naleven daarvan in het kader van de bijstandsverlening. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.