ECLI:NL:CRVB:2014:1449
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de omvang van zorgindicatie en medische informatie in het kader van de AWBZ
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem. De appellante, vertegenwoordigd door haar echtgenoot, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over haar zorgindicatie. De CIZ had in 2011 een herindicatie uitgevoerd, maar de appellante was het niet eens met de vastgestelde omvang van de zorgindicatie, met name met betrekking tot de functies Kortdurend Verblijf (KV) en de medische beoordeling die aan de indicatie ten grondslag lag.
De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat CIZ de indicatie correct had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de medische informatie die door CIZ was verkregen, voldoende was om de indicatie te onderbouwen en dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor KV. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, waaronder het gebrek aan een volledig medisch onderzoek en het niet meenemen van alle zorgmomenten in de indicatie.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad stelde vast dat de medische informatie die aan de indicatie ten grondslag lag, adequaat was en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om proceskostenveroordeling af, aangezien het hoger beroep niet slaagde.