Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om wraking af;
- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking van mr. De Vries in dit hoger beroep niet in behandeling wordt genomen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. D.S. de Vries, één van de rechters die betrokken was bij het hoger beroep van verzoeker tegen de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Verzoeker had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 juli 2013. Tijdens de zitting op 2 april 2014 heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend, omdat hij vond dat mr. De Vries hem onder druk zette door kritische vragen te stellen die volgens hem de indruk wekten dat de rechter de tegenpartij bevoordeelde.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het stellen van kritische vragen door een rechter een normaal onderdeel van de procesvoering is en niet automatisch leidt tot een vrees voor partijdigheid. De Raad heeft vastgesteld dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter kan worden afgeleid uit het enkele feit dat kritische vragen zijn gesteld. Bovendien is het lidmaatschap van mr. De Vries van de tuchtcommissie van de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond niet relevant voor de beoordeling van de onpartijdigheid in deze zaak.
De Raad concludeert dat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen en heeft bepaald dat een volgend verzoek om wraking van mr. De Vries in dit hoger beroep niet in behandeling zal worden genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 28 april 2014.