ECLI:NL:CRVB:2014:1416

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 april 2014
Publicatiedatum
28 april 2014
Zaaknummer
12-3382 WWB-W2
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking van mr. M. Hillen door verzoeker in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 april 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. M. Hillen door de verzoeker. De verzoeker had eerder hoger beroep ingesteld tegen uitspraken van de rechtbanken in 's-Hertogenbosch en Oost-Brabant. In een eerdere uitspraak van 22 oktober 2013 had de Raad al een wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. Tijdens een zitting op 1 april 2014 heeft de verzoeker opnieuw verzocht om wraking van mr. Hillen, die weigerde in de wraking te berusten. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die na zijn eerdere verzoeken aan hem bekend zijn geworden. Volgens artikel 8:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling worden genomen, tenzij er nieuwe feiten zijn. De Raad concludeert dat verzoeker misbruik maakt van zijn bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen. Daarom worden de verzoeken om wraking van mr. Hillen niet in behandeling genomen, en wordt bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in deze hoger beroepen niet in behandeling zal worden genomen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/3382 WWB-W2, 13/1235 WWB-W2, 13/1236 WWB-W2, 13/1237 WWB-W2
Datum uitspraak: 28 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op de verzoeken om wraking gedaan door
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 26 april 2012, 11/2245, en tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
24 januari 2013, 10/3074, 10/3194 en 11/369, in de gedingen tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven.
Bij uitspraak van 22 oktober 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2138) heeft de Raad de verzoeken om wraking van de wrakingskamer en om wraking van de behandelend rechter, mr. M. Hillen (mr. Hillen), afgewezen.
Tijdens het (voortgezette) onderzoek ter zitting op 1 april 2014 heeft verzoeker opnieuw verzocht om wraking van mr. Hillen, die verzoeker heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten, waarna de zitting is geschorst.

OVERWEGINGEN

1.
Artikel 8:16, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat zijn eerdere verzoeken om wraking in deze hoger beroepen niet door onafhankelijke rechters zijn behandeld. Verzoeker meent dat de behandeling van zijn verzoeken dient plaats te vinden door (straf)rechters van een ander college dan de Raad. Voorts heeft verzoeker herhaald dat mr. Hillen lid is van een criminele organisatie.
3.
De behandeling van wrakingsverzoeken bij de Raad vindt plaats volgens de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013, Stcrt. 2013, 11425 (Regeling). Uit de Regeling volgt onder meer dat een wrakingskamer een meervoudige kamer van de Raad is. Verzoeker kon hiervan uiterlijk 15 oktober 2013, ten tijde van de behandeling van zijn eerdere verzoeken om wraking van mr. Hillen, op de hoogte zijn. Dat verzoeker hiervan ook op de hoogte was blijkt ook uit zijn op 15 oktober 2013 ingediende verzoek om wraking van de wrakingskamer, welk verzoek is afgewezen met de uitspraak van 22 oktober 2013.
4.
Daargelaten wat er zij van wat verzoeker heeft aangevoerd, moet worden vastgesteld dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft voorgedragen die pas na de eerdere verzoeken aan hem bekend zijn geworden.
5.
Artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de Regeling luidt als volgt:
2.
De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen:
(….)
d. indien het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
6.
Het onder 4 en 5 overwogene betekent dat de verzoeken om wraking van mr. Hillen niet in behandeling worden genomen en dat deze beslissing wordt genomen zonder behandeling ter zitting van de verzoeken.
7.
Gelet op de eerdere en thans aangevoerde gronden, is de conclusie gerechtvaardigd dat verzoeker misbruik maakt van de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb zal worden bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking van mr. Hillen in deze hoger beroepen niet in behandeling wordt genomen.
8.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bepaalt dat de verzoeken om wraking van mr. Hillen niet in behandeling worden genomen;
  • bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking van mr. Hillen in
12/3382 WWB, 13/1235 WWB, 13/1236 WWB en 13/1237 WWB niet in behandeling zal worden genomen.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en B.J. van de Griend en
J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2014.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) D.E.P.M. Bary

QH