ECLI:NL:CRVB:2014:1415
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over recht op WW-uitkering na ontslag en arbeidsongeschiktheid
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de weigering van een WW-uitkering aan appellant beoordeeld. Appellant, die op 1 april 2011 ontslag kreeg na meer dan twee jaar arbeidsongeschiktheid, had een WW-uitkering aangevraagd. Het Uwv had vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de wekeneis van artikel 17 van de WW, omdat hij in de 36 weken voorafgaand aan zijn werkloosheid niet in ten minste 26 weken had gewerkt. Appellant stelde echter dat hij wel degelijk arbeid had verricht op de afdeling logistiek van zijn werkgever, wat volgens hem meetelt voor de wekeneis.
De Raad oordeelt dat appellant met zijn werkzaamheden op de afdeling logistiek arbeid heeft verricht die van economische waarde was, ondanks dat hij geen loon ontving. De Raad stelt vast dat de activiteiten van appellant, die in samenspraak met de werkgever en de bedrijfsarts zijn uitgevoerd, niet als arbeid op therapeutische basis kunnen worden gekwalificeerd, omdat ze wel degelijk economische waarde hadden. De Raad concludeert dat appellant recht heeft op een WW-uitkering, omdat hij in de referteperiode voldoende gewerkte weken heeft kunnen aantonen.
De uitspraak draagt het Uwv op om binnen zes weken het gebrek in het besluit van 26 juli 2011 te herstellen, zodat de hoogte en duur van de uitkering kan worden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 april 2014.