ECLI:NL:CRVB:2014:1371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening, intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening, intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 11 maart 1996 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme melding dat appellante een nagelstudio aan huis had en onterecht bijstand ontving, heeft de gemeente Eindhoven een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante inkomsten had uit nagelverzorging en de verkoop van kleding, die zij niet had doorgegeven aan het college. De gemeente heeft daarop de bijstand over verschillende periodes herzien en teruggevorderd, wat resulteerde in een bedrag van € 35.897,53.
Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college eveneens ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat haar rechten zijn geschonden, omdat zij tijdens het verhoor niet bijgestaan werd door een raadsman, wat volgens haar in strijd is met artikel 6, derde lid, van het EVRM. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen voldoende onderbouwd zijn en dat er geen sprake was van ontoelaatbare druk tijdens het verhoor. De Raad heeft de beroepsgronden van appellante verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand te herzien en terug te vorderen, en dat appellante niet heeft aangetoond dat zij geen inkomsten had uit de nagelverzorging. De beslissing van de Centrale Raad van Beroep is openbaar uitgesproken op 22 april 2014.