ECLI:NL:CRVB:2014:136
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om indicatie voor zorgfuncties Persoonlijke Verzorging en Begeleiding individueel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellant had een aanvraag ingediend voor indicatie voor de zorgfuncties Persoonlijke Verzorging (PV) en Begeleiding individueel (BG) op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De aanvraag werd door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) afgewezen, omdat de medische adviseur had vastgesteld dat de beperkingen van appellant niet van dien aard waren dat zorg vanuit de AWBZ geïndiceerd kon worden. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank op goede gronden tot de conclusie was gekomen dat CIZ terecht had geweigerd om appellant voor de gevraagde zorgfuncties in aanmerking te brengen. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische onderbouwing gepresenteerd die zijn stelling dat er sprake was van zwaardere problematiek dan door CIZ was aangenomen, kon ondersteunen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, omdat de rapporten van de medisch adviseur niet onzorgvuldig waren en er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door CIZ. De Raad concludeerde dat appellant voldoende ondersteuning kan ontvangen vanuit voorliggende voorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Zorgverzekeringswet (Zvw). De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.