ECLI:NL:CRVB:2014:1276
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na ontslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die werkzaam was op basis van een nul urencontract bij een B.V., had op 31 maart 2012 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd. Hij gaf aan zelf ontslag te hebben genomen, maar de Raad oordeelde dat hij verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank had eerder het bezwaar van de appellant tegen de afwijzing van het UWV gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de appellant zelf ontslag had genomen en dat er geen aanknopingspunten waren voor een verminderde verwijtbaarheid. De appellant had in hoger beroep zijn standpunt herhaald, maar geen nieuw bewijs aangedragen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de proceskostenveroordeling af.