ECLI:NL:CRVB:2014:1196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over toegenomen arbeidsongeschiktheid en herbeoordeling WAO-uitkering
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 11 april 2014, wordt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem behandeld. Appellant, die sinds 1995 arbeidsongeschikt is door psychische klachten, heeft in 2007 zijn WAO-uitkering zien intrekken. De Raad heeft eerder deze intrekking in stand gelaten, maar appellant heeft nu opnieuw een verzoek ingediend om zijn uitkering te heropenen, met de stelling dat zijn beperkingen al eerder aanwezig waren dan door het Uwv werd vastgesteld.
De Raad oordeelt dat de voor appellant geldende beperkingen, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 20 juni 2012, al veel langer aanwezig waren. De verzekeringsarts die appellant in 2011 onderzocht, concludeerde dat er sprake was van toegenomen beperkingen, maar het Uwv had eerder gesteld dat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was per 1 januari 2007. De Raad stelt vast dat de psychische problematiek van appellant al geruime tijd bestond en dat de eerdere conclusies van het Uwv niet voldoende gemotiveerd zijn.
De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken het gebrek in het besluit van 27 juni 2012 te herstellen, waarbij het Uwv rekening moet houden met de bevindingen van de Raad. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om de psychische problematiek van appellant serieus te nemen in de besluitvorming.