ECLI:NL:CRVB:2014:1148
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- A.J. Schaap
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Toegang tot maatschappelijke opvang voor illegale vreemdelingen en procesbelang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toegang tot maatschappelijke opvang voor appellanten, die illegaal in Nederland verblijven. Appellante, geboren in 1980 en afkomstig uit Mauritanië, heeft in Nederland te maken gehad met gedwongen prostitutie en heeft een asielaanvraag ingediend die is afgewezen. Na het verkrijgen van een B9-status ontving zij een uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), maar deze werd ingetrokken toen haar B9-status verviel. Appellanten hebben verzocht om toelating tot maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), maar dit verzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van Emmen afgewezen, omdat zij niet rechtmatig in Nederland verblijven.
De rechtbank Assen oordeelde dat appellanten geen aanspraak konden maken op maatschappelijke opvang, maar dat de positieve verplichting van de staat om te voldoen aan artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) primair gericht is op het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Wmo. De rechtbank heeft een voorlopige voorziening getroffen, waardoor appellanten tijdelijk toegang kregen tot maatschappelijke opvang.
In hoger beroep hebben appellanten zich verzet tegen de uitspraak van de rechtbank, met de wens om in hun huidige woning te blijven. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellanten geen procesbelang meer hebben, omdat zij al opvang ontvangen in de vorm van een maandelijkse bijdrage voor hun huur en leefgeld. De Raad concludeert dat er geen grond is voor een inhoudelijke uitspraak, aangezien de situatie van appellanten niet zal veranderen ongeacht de uitkomst van het hoger beroep. De Raad verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft.