ECLI:NL:CRVB:2014:1102

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
13-914 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functieonderhoud binnen de Politiewet 2012 en de rol van de korpschef

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2014, staat de beoordeling van functieonderhoud centraal. Appellant, werkzaam als Projectmedewerker C, heeft hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot functieonderhoud door de korpschef van politie. De aanvraag was gebaseerd op de stelling dat zijn feitelijk opgedragen werkzaamheden wezenlijk afweken van de functiebeschrijving van Professional Thematische Recherche. De Raad oordeelt dat appellant niet heeft aangetoond dat zijn werkzaamheden significant afwijken van de functiebeschrijving. De Raad verwijst naar de bepalingen in de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) en benadrukt dat het aan de ambtenaar is om aannemelijk te maken dat er gedurende een bepaalde periode wezenlijke afwijkingen zijn. De Raad concludeert dat de werkzaamheden van appellant, hoewel hij ook taken van Expert A en B uitvoert, binnen de scope van zijn functie vallen. De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigt deze uitspraak. De Raad wijst erop dat de functieomschrijving van Professional Thematische Recherche voldoende ruimte biedt voor de werkzaamheden die appellant verricht.

Uitspraak

13/914 AW
Datum uitspraak: 3 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 januari 2013, 12/2208 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio [regio], ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
Namens appellant heeft mr. T.A. van Helvoort hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Helvoort. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.H. Janssen en H.M.A.J. Valkenburg.

OVERWEGINGEN

1.1. In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is een stelsel van ongeveer 100 organieke functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Op basis van matching wordt een vertaalslag gemaakt van de oude naar de nieuwe functies, inclusief de bijbehorende waardering. Het nieuwe stelsel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Invoering van het LFNP geschiedt in twee stappen. De eerste stap is de vaststelling van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar in de periode van 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. In dit verband worden de uitgangspositie(s) omschreven als: de functie(s) en in samenhang daarmee de functiebeschrijving(en) en/of de schriftelijk opgedragen werkzaamheden en/of bijzondere situaties (zoals outplacement) van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009, zoals vastgelegd in een besluit of in besluiten. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie(s) wordt aan alle ambtenaren een voorgenomen besluit uitgangspositie(s) gezonden. Daarin wordt onder meer gewezen op de mogelijkheid om eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp). Toegekend functieonderhoud is van invloed op de uitgangspositie. De tweede stap is de feitelijke matching van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar met een functie uit het LFNP.
1.2. Appellant was sinds 1 februari 2005 werkzaam als Projectmedewerker C, salarisschaal 9, bij de [naam afdeling]van de toenmalige politieregio [regio]. Hij ontving een maandelijkse toelage ter hoogte van het verschil tussen salarisschaal 9 (periodiek 13) en het maximum van salarisschaal 10. Zijn functie is met ingang van 9 november 2006 omgezet in Professional Thematische Recherche.
1.3. Bij brief van 20 april 2011 heeft de korpschef appellant het voornemen kenbaar gemaakt om de functie Professional Thematische Recherche aan te merken als uitgangspositie voor de omzetting naar het LFNP. Appellant heeft hiertegen bedenkingen ingediend. Deze zijn met toepassing van de zogenoemde wisselbepaling omgezet naar een aanvraag tot functieonderhoud op grond van de Trfp.
1.4. Bij besluit van 23 november 2011 is de aanvraag tot functieonderhoud afgewezen. Het hiertegen gerichte bezwaar van appellant is bij besluit van 11 juni 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant betoogt dat de door hem in de praktijk verrichte werkzaamheden uitgaan boven die welke zijn verbonden aan de functie van Professional Thematische Recherche. Zij komen overeen met de werkzaamheden van de Expert A en B met als aandachtsgebied "milieu". Appellant is niet, zoals gewone rechercheurs, van A tot Z bij een onderzoek betrokken, maar wordt vanwege zijn specifieke deskundigheid uitsluitend toegevoegd aan milieuonderzoeken.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 2, tweede lid, in verbinding met artikel 1, aanhef en onder h van de Trfp is bepaald dat de ambtenaar in de aanvraag tot functieonderhoud aannemelijk maakt dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving. Is dit niet het geval, dan wijst het bevoegd gezag op grond van artikel 4 de aanvraag af.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak gaat het bij een verzoek om functieonderhoud om de vraag of de feitelijk opgedragen werkzaamheden gedurende langere tijd wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving. Het is aan de betrokkene om dat aannemelijk te maken. Bij de beantwoording van die vraag is een slechts terughoudende toetsing niet op haar plaats nu die beantwoording zich moet richten op de vaststelling van feiten (CRvB 21 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2588).
4.3.
De Raad is, met de rechtbank, van oordeel dat de aan appellant feitelijk opgedragen werkzaamheden in de functiebeschrijving van Professional Thematische Recherche zijn onder te brengen en daar niet wezenlijk van verschillen. Dat appellant naast zijn taken van Professional Thematische Recherche ook enkele taken behorend bij de functie van Expert A of B (heeft) verricht en dat er sprake is van een zekere overlap tussen de functie van Professional Thematische Recherche en de functie van Expert A of B doet hieraan niet af en maakt niet dat om die reden tot functieonderhoud zou moeten worden overgegaan.
4.4.
Ook het gegeven dat appellant niet, zoals gewone rechercheurs, van A tot Z bij een onderzoek is betrokken, maar vanwege zijn specifieke deskundigheid uitsluitend wordt toegevoegd aan milieuonderzoeken, leidt niet tot dat oordeel. Dit is immers niet in tegenspraak met de kern van de functie van appellant, namelijk dat hij op basis van algemene opsporingsbevoegdheid, diepgaande kennis en ervaring op één of meerdere thema’s, breed wordt ingezet bij complexe/gevoelige thematische opsporingsonderzoeken, minder ervaren medewerkers voorgaat in het werk en zich bezighoudt met zaakscoördinatie in thematische opsporingsonderzoeken en het geven van advies. Dit geldt te meer, nu in de functiebeschrijving van Professional Thematische Recherche - onder de niveau-indicator ‘complexiteit’ - is vermeld dat deze functionaris projectleider is van opsporingsonderzoeken op een of meer thema’s.
4.5.
Dat appellant in de loop van de tijd meer op afstand is komen te staan van de dagelijkse leiding van onderzoeken en de aansturing van (minder ervaren) medewerkers en dat het accent steeds meer is komen te liggen op het aan hem toebedeelde expertisegebied van milieu betekent evenmin dat de door appellant benadrukte werkzaamheden niet in de functiebeschrijving Professional Thematische Recherche zijn begrepen. Appellant is er dan ook niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de hem feitelijk opgedragen werkzaamheden wezenlijk afweken van de voor hem geldende functie en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep geen doel treft en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2014.
(getekend) R. Kooper
(getekend) B. Rikhof

IJ