In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft de aanvraag van appellant om maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Appellant, een Burundese vluchteling, had eerder een verblijfsvergunning asiel, maar deze was ingetrokken. De gemeente Heerenveen, waar appellant woonde, had de aanvraag om maatschappelijke opvang afgewezen, omdat zij geen zorgtaak had voor maatschappelijke opvang volgens de Wmo. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Centrale Raad oordeelde dat de gemeente Heerenveen inderdaad niet bevoegd was om op de aanvraag te beslissen. De Raad concludeerde dat de gemeente Leeuwarden de aangewezen gemeente was voor maatschappelijke opvang en dat de afwijzing van de aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen vernietigd moest worden. De Raad heeft het besluit van de rechtbank vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat het college niet bevoegd is om op de aanvraag van 12 april 2011 een besluit te nemen. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 974,-.