ECLI:NL:CRVB:2014:1058
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WIA-uitkering en medische grondslagen in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de appellant, die een WIA-uitkering ontvangt, zijn medische beperkingen en de vaststelling van zijn maatmaninkomen aanvecht. De appellant heeft zijn werk gestaakt op 2 mei 2008 vanwege letsel aan zijn linkerbeen. Het Uwv heeft vastgesteld dat de appellant recht heeft op een WIA-uitkering, maar de mate van arbeidsongeschiktheid is in de loop der tijd herzien. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat de rechtbank de medische oordeelsvorming van de bezwaarverzekeringsarts niet onterecht heeft verworpen en dat de appellant niet voldoende heeft aangetoond dat zijn medische beperkingen ernstiger zijn dan door het Uwv is vastgesteld. De Raad bevestigt de geschiktheid van de geselecteerde functies en de vaststelling van het maatmaninkomen. De Raad oordeelt dat de appellant geen aanleiding heeft gegeven om de referteperiode voor het maatmaninkomen te wijzigen en dat de kritiek van de appellant op de arbeidskundige rapporten niet voldoende onderbouwd is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.