Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
€ 974,-;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand aan een betrokkene, die sinds 5 november 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De appellant, het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer, had de bijstand van betrokkene ingetrokken op basis van de veronderstelling dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met haar huisgenoot, [naam A.]. De Raad heeft vastgesteld dat er geen voldoende bewijs was voor deze claim en dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van een onduidelijke woon- en leefsituatie. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij de appellant ligt, vooral omdat het hier gaat om een voor betrokkene belastend besluit. De voorzieningenrechter had eerder het besluit van de appellant vernietigd, omdat deze onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn standpunt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat de intrekking van de bijstand niet gerechtvaardigd was. Tevens werd de appellant veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan betrokkene, die zijn begroot op € 974,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering bij besluiten die de rechten van bijstandsontvangers raken.