ECLI:NL:CRVB:2014:1009
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- A.M. Overbeeke
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens schending inlichtingenverplichting en onduidelijkheid over verblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant had een aanvraag om bijstand ingediend op 24 januari 2012, welke door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle op 21 juni 2012 was goedgekeurd voor de periode van 12 januari 2012 tot en met 31 maart 2012. Echter, met ingang van 1 april 2012 werd de bijstand beëindigd. De appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.
Vervolgens diende de appellant op 23 juli 2012 een nieuwe aanvraag om bijstand in, maar deze werd afgewezen omdat hij onvoldoende duidelijkheid had gegeven over zijn woon- en verblijfplaats. De rechtbank verklaarde de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep voerde de appellant aan dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit van 21 juni 2012 op de juiste wijze was bekendgemaakt en dat hij het besluit niet had ontvangen.
De Raad oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij het besluit niet had ontvangen. Bovendien had de appellant, ondanks zijn claim van dakloosheid, niet de nodige duidelijkheid verschaft over zijn verblijfplaats, wat een schending van de inlichtingenverplichting betekende. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld als gevolg van deze schending. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter.