ECLI:NL:CRVB:2014:89
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- E.C.R. Schut
- M.F. Wagner
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand op grond van de WWB wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, zonder vaste woon- of verblijfplaats, had op 10 december 2009 een aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Deze aanvraag werd aanvankelijk buiten behandeling gesteld omdat de appellant niet was verschenen voor een gesprek. Na bezwaar werd de aanvraag alsnog in behandeling genomen, maar later afgewezen omdat de appellant niet op uitnodigingen voor gesprekken was verschenen, waardoor hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan door zonder bericht van verhindering niet op de gesprekken te verschijnen. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld. De Raad heeft de beroepsgrond van de appellant dat de rechtbank aanvullende gronden ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten, verworpen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat deze stukken niet tijdig waren ingediend.
De Raad concludeert dat het college de aanvraag van de appellant terecht heeft afgewezen. Het hoger beroep van de appellant is dan ook niet geslaagd, en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.