ECLI:NL:CRVB:2013:CA3839
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de UGM-uitkering in relatie tot de WW-uitkering van een gewezen militair
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de UGM-uitkering (Uitkeringswet gewezen militairen) van betrokkene in mindering mocht worden gebracht op zijn WW-uitkering. Betrokkene, geboren in 1952, had per 7 augustus 2007 functioneel leeftijdsontslag gekregen als beroepsmilitair en ontving sindsdien een UGM-uitkering. Na zijn ontslag heeft hij gewerkt als klachtbehandelaar en heeft hij op 2 januari 2012 recht gekregen op een WW-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft echter de UGM-uitkering in mindering gebracht op de WW-uitkering, waardoor deze niet werd uitbetaald. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de UGM-uitkering niet kan worden aangemerkt als een uitkering die gelijkgesteld kan worden met een ouderdomspensioen, en heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd. Het Uwv heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep heeft het Uwv zijn standpunt herhaald dat de UGM-uitkering moet worden gezien als een uitkering die bij wijze van oudedagsvoorziening is toegekend, en dat deze daarom in mindering moet worden gebracht op de WW-uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak bevestigd dat de UGM-uitkering inderdaad gelijkgesteld moet worden met een ouderdomspensioen, zoals eerder is geoordeeld in een andere uitspraak. De Raad heeft geconcludeerd dat de UGM-uitkering terecht in mindering is gebracht op de WW-uitkering van betrokkene, aangezien de hoogte van de UGM-uitkering hoger is dan het recht op WW-uitkering. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.