ECLI:NL:CRVB:2013:CA3819
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geschiktheid appellant voor WIA-functies en intrekking ZW-uitkering
In deze zaak gaat het om de geschiktheid van appellant voor functies in het kader van de Wet WIA en de intrekking van zijn ZW-uitkering. Appellant, die voorheen als docent VMBO electrotechniek/wiskunde werkte, meldde zich ziek op 28 januari 2009 met klachten van vermoeidheid en pijn op de borst. Na een periode van ziekte ontving hij een ZW-uitkering, maar het Uwv beëindigde deze per 11 juli 2011, omdat appellant geschikt werd geacht voor de in het kader van de WIA geduide functies. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat zijn longklachten hem belemmerden in het vervullen van deze functies.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellant, ondanks zijn medische klachten, in staat was om ten minste één van de geduide functies te vervullen. De Raad oordeelde dat de door appellant overgelegde medische informatie, waaronder een rapport van prof. dr. P.E. Postmus, niet leidde tot een ander oordeel. De bezwaarverzekeringsarts had overtuigend gemotiveerd dat appellant, rekening houdend met zijn beperkingen, toch in staat was om de functies te vervullen, omdat deze een lage fysieke en energetische belasting vereisten.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C.P.J. Goorden als voorzitter, en de leden J.S. van der Kolk en A.I. van der Kris, in aanwezigheid van griffier J.R. Baas.