ECLI:NL:CRVB:2013:CA3800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 juni 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een beslissing van de rechtbank Almelo. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv, waarin zijn arbeidsongeschiktheid per 9 februari 2010 was vastgesteld op 40%. Na een herbeoordeling door het Uwv werd deze mate van arbeidsongeschiktheid verhoogd naar 77,47%. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
De Raad overweegt dat de gronden die appellant in hoger beroep aanvoert, in wezen een herhaling zijn van de argumenten die eerder in de eerste aanleg zijn besproken. De rechtbank had deze gronden al gemotiveerd afgewezen, en de Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank. De medische onderbouwing van de arbeidsongeschiktheid is voldoende, en de Raad ziet geen aanleiding om af te wijken van de eerdere vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Appellant heeft in hoger beroep een verklaring van psychiater M. Çatak overgelegd, waarin wordt gesteld dat appellant lijdt aan een chronisch depressief beeld. De Raad oordeelt echter dat deze verklaring niet leidt tot een ander oordeel, omdat deze dateert van meer dan drie jaar na de relevante datum van 9 februari 2010 en geen inzicht biedt in de situatie op die datum.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.