ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9639
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet verschijnen op oproepen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant, die zonder bericht niet is verschenen voor meerdere oproepen van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam. Appellant ontving vanaf 2 november 2006 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na diverse retour gekomen poststukken heeft het college een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand. Appellant werd opgeroepen voor gesprekken op 16 februari, 18 februari, 29 maart en 31 maart 2011, maar verscheen telkens niet zonder bericht. Het college heeft daarop de bijstand opgeschort en uiteindelijk ingetrokken per 16 februari 2011.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. De Raad overweegt dat het besluit tot opschorting van de bijstand in rechte vaststaat en dat appellant niet aan de oproepen heeft voldaan. De Raad concludeert dat aan de voorwaarden voor intrekking van de bijstand op grond van artikel 54, vierde lid, van de WWB is voldaan. Appellant heeft betoogd dat hij pas op 1 april 2011 kennis heeft genomen van de oproepen, maar de Raad oordeelt dat de bezorging van de oproepen op zijn adres voldoende is aangetoond. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak.