ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8473
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering met boete-oplegging wegens schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, hoger beroep ingesteld tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de herziening van zijn WW-uitkering en de oplegging van een boete. Het Uwv had eerder besloten om de WW-uitkering van appellant te herzien over de periode van 3 september 2007 tot en met 13 december 2009, en een bedrag van € 54.141,29 terug te vorderen. Tevens was er een boete van € 2.269,- opgelegd wegens het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank Arnhem had de beroepen van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 13 maart 2013 heeft appellant betoogd dat hij niet redelijkerwijs kon weten dat hij ten onrechte WW-uitkering ontving, en dat hij geen begeleiding van het Uwv had ontvangen. Hij stelde dat de terugvordering en de boete hem in een moeilijke financiële situatie zouden brengen, waardoor hij zijn huis en baan zou kunnen verliezen. Het Uwv heeft echter betoogd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door op de werkbriefjes onjuiste informatie te verstrekken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat appellant zich bewust had moeten zijn van zijn verplichtingen. De Raad concludeerde dat de herziening van de WW-uitkering en de boete terecht waren opgelegd. De hoger beroepen van appellant zijn dan ook afgewezen, en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.