ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8467
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanspraak op restitutie van teruggevorderde WW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de appellante, die geen aanspraak kan maken op restitutie van een teruggevorderde WW-uitkering. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante over de periode van 19 december 2007 tot en met 19 april 2008 ten onrechte een WW-uitkering heeft ontvangen, terwijl zij recht had op een ZW-uitkering. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe argumenten aangevoerd die de eerdere uitspraak zouden kunnen weerleggen.
De Centrale Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat appellante geen recht had op een dubbele uitkering en dat de terugvordering van de WW-uitkering terecht is. De Raad wijst het verzoek van appellante om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is om het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding. De uitspraak van de rechtbank wordt bekrachtigd, en er is geen ruimte voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en B.M. van Dun als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier was E. Heemsbergen. De zaak heeft betrekking op bestuursrecht en socialezekerheidsrecht, specifiek de Werkloosheidswet (WW).