ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op ziekengeld na zorgvuldig medisch onderzoek door verzekeringsartsen
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die zich ziek had gemeld als internationaal vrachtwagenchauffeur. Appellant had zich ziek gemeld wegens pijnklachten aan de heup, pees- en gewrichtsklachten, en psychische klachten. Na een aantal onderzoeken door verzekeringsartsen, concludeerde het Uwv dat appellant met ingang van 18 april 2011, ondanks restbeperkingen, geschikt was voor zijn laatst verrichte werk. Het Uwv beëindigde daarop het recht op ziekengeld per die datum.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van het Uwv, terwijl de rechtgevolgen in stand werden gelaten. Het Uwv had in beroep pas een duidelijke omschrijving van de laatst verrichte arbeid gegeven. In hoger beroep stelde appellant dat de rechtbank niet duidelijk had gemotiveerd of de omschrijving van de werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur als maatstaf arbeid moest gelden. Hij voerde aan dat zijn medische beperkingen, waaronder clusterhoofdpijn, hem belemmerden om in onregelmatige diensten te werken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had appellant meerdere keren onderzocht en beschikte over relevante medische informatie. De Raad concludeerde dat de informatie over de medicatie van appellant niet de betekenis had die hij eraan hechtte. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat het bestreden besluit van het Uwv voldoende gemotiveerd was.