ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake terugvordering uitkering op grond van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft appellant, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. Appellant ontving sinds 3 september 2007 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) en kreeg toestemming van het Uwv om een eigen bedrijf te starten. Het Uwv had echter vastgesteld dat appellant hogere inkomsten had dan eerder geschat, wat leidde tot een terugvordering van € 4.639,70. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar appellant was van mening dat hij niet goed was voorgelicht over de berekening van zijn inkomsten.
Tijdens de zitting heeft het Uwv aangegeven het bestreden besluit niet langer te handhaven. De Raad heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien en het terug te vorderen bedrag opnieuw vastgesteld, waarbij de ondernemersaftrek over 2008 niet in aanmerking werd genomen. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellant gegrond verklaard. Het Uwv moet het door appellant betaalde griffierecht vergoeden.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben beoordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 april 2013.