ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6873
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van Ziektewet-uitkering na beëindiging arbeidsovereenkomst
In deze zaak gaat het om de toekenning van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellante, die sinds 20 augustus 2007 als secretaresse werkzaam was bij haar werkgeefster. Appellante meldde zich ziek op 18 maart 2009. Op 14 juli 2010 werd een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin werd overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst zou eindigen door middel van ontbinding door de kantonrechter. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 augustus 2010. Appellante diende op 10 september 2010 een aanvraag in voor een ZW-uitkering per 15 juni 2010, maar het Uwv kende de uitkering pas toe met ingang van 1 augustus 2010. De rechtbank bevestigde dit besluit van het Uwv, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante op basis van artikel 29 van de ZW niet eerder dan per 1 augustus 2010 recht had op ziekengeld. De datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst was bepalend voor de ingangsdatum van de ZW-uitkering. De afspraak tussen appellante en haar ex-werkgeefster dat het loon tot 15 juni 2010 verschuldigd was, veranderde hier niets aan. De Raad oordeelde dat het Uwv op goede gronden de ZW-uitkering had toegekend en dat appellante niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de vertraging in de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst door haar ex-werkgeefster. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.