ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5699
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een vervoersvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen op basis van medische indicaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, A. te B., had een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Westland, onder verwijzing naar medische adviezen van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en Argonaut Advies B.V. die concludeerden dat er geen medische noodzaak was voor de gevraagde voorziening.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapportages van de behandelend artsen en de conclusies van het CIZ en Argonaut. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant mobiliteitsbeperkingen heeft, maar dat deze niet zodanig zijn dat een gesloten buitenwagen noodzakelijk is. De door de appellant overgelegde medische verklaringen in hoger beroep gaven geen aanleiding om aan de eerdere conclusies van de medische instanties te twijfelen.
De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de beperkingen van de appellant adequaat waren beoordeeld en dat er geen onbillijkheden waren die het college hadden moeten nopen tot het toekennen van de gevraagde voorziening. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.