ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5699

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-1310 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een vervoersvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen op basis van medische indicaties

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. De appellant, A. te B., had een aanvraag ingediend voor een vervoersvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Westland, onder verwijzing naar medische adviezen van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en Argonaut Advies B.V. die concludeerden dat er geen medische noodzaak was voor de gevraagde voorziening.

De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapportages van de behandelend artsen en de conclusies van het CIZ en Argonaut. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant mobiliteitsbeperkingen heeft, maar dat deze niet zodanig zijn dat een gesloten buitenwagen noodzakelijk is. De door de appellant overgelegde medische verklaringen in hoger beroep gaven geen aanleiding om aan de eerdere conclusies van de medische instanties te twijfelen.

De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de beperkingen van de appellant adequaat waren beoordeeld en dat er geen onbillijkheden waren die het college hadden moeten nopen tot het toekennen van de gevraagde voorziening. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

12/1310 WMO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
25 januari 2012, 11/840 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Westland (college)
Datum uitspraak 27 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft I.T. Martens, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter zitting van 13 februari 2013 ter behandeling aan de orde gesteld, waar partijen, met bericht, niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft mobiliteitsbeperkingen als gevolg van chronische neuropatische knieklachten. Op 14 december 2009 heeft appellant op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning een aanvraag ingediend om een vervoersvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen.
1.2. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft H. Buis (Buis), arts van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), een onderzoek ingesteld. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een Indicatieadvies WMO-voorzieningen (Indicatieadvies) van 11 maart 2010. Het CIZ heeft medische informatie opgevraagd bij de huisarts van appellant en de anestesioloog van de pijnpoli. Het CIZ heeft aan hen gevraagd of er bij appellant sprake is van een toename van pijnklachten in de knieën bij temperatuurschommelingen en of er omstandigheden zijn die van belang zijn in verband met de aanvraag voor een gesloten buitenwagen. De huisarts en de anestesioloog hebben deze vragen niet bevestigend beantwoord. Op grond hiervan heeft Buis geconcludeerd dat geen sprake is geobjectiveerde klachten of beperkingen, waarbij gesloten vervoer noodzakelijk is. Het CIZ heeft positief geadviseerd voor een standaard scootmobiel in combinatie met een vervoerskostenvergoeding gebaseerd op het gebruik van het collectief vervoer en negatief geadviseerd voor een gesloten buitenwagen.
1.3. Het college heeft in overleg met appellant Argonaut Advies B.V. (Argonaut) verzocht om een second opinion. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een Medische indicatie Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Medische Indicatie) van 6 april 2010. Hieruit blijkt dat V.R. Steenmeijer (Steenmeijer), arts bij Argonaut, kennis heeft genomen van een uitgebreid huisartsjournaal en het Indicatieadvies van 11 maart 2010 van het CIZ, dat appellant thuis is bezocht en dat inspectie, observatie en oriënterend psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Steenmeijer heeft geconcludeerd dat er duurzame beperkingen zijn die voortkomen uit medische en/of psychosociale problematiek. Voor het lokaal vervoer heeft Steenmeijer collectief vervoer en een scootmobiel, extra geveerd, geadviseerd. Voor een gesloten buitenwagen is geen indicatie.
1.4. Bij besluit van 26 april 2010 heeft het college de aanvraag van appellant onder verwijzing naar het Indicatieadvies van 11 maart 2010 van CIZ en de Medische Indicatie van 6 april 2010 van Argonaut afgewezen.
1.5. Naar aanleiding van het door appellant gemaakte bezwaar tegen het besluit van 26 april 2010 heeft het college Argonaut verzocht om aanvullend medisch advies. In dat kader heeft Argonaut informatie opgevraagd bij de behandelend orthopedisch chirurg D.D. Niesten en bij de behandelend dermatoloog S.A.E. Stadhouders-Keet. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een Medische indicatie Wet Maatschappelijke Ondersteuning van 5 en
28 oktober 2010. De conclusie is dat er geen medische redenen zijn waarom appellant is aangewezen op een gesloten buitenwagen.
1.6. Bij besluit van 8 december 2010 (bestreden besluit) heeft het college het tegen het besluit van 26 april 2010 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen dat de beperkingen van appellant door het CIZ en door Argonaut in kaart zijn gebracht. Niet gebleken is dat het onderzoek onvolledig is geweest. Uit de door beide instanties uitgebrachte rapportages valt op te maken dat er uit medisch oogpunt geen redenen zijn op grond waarvan appellant voor zijn vervoersbehoefte buitenshuis aangewezen is op een gesloten buitenwagen. De rechtbank heeft in de gedingstukken onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het standpunt van het college, dat appellant met de hem toegekende voorziening voldoende is gecompenseerd, voor onjuist moet worden gehouden. De rechtbank is evenmin gebleken van onbillijkheden van overwegende aard in appellant zijn geval die het college tot toepassing van de hardheidsclausule hadden moeten nopen.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn gezondheidsklachten is aangewezen op een gesloten buitenwagen en acht zich in zijn standpunt ondersteund door de door hem in hoger beroep overgelegde medische verklaringen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel berust. In hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad geen steun gevonden om tot een andere oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. De door appellant in hoger beroep overgelegde medische verklaringen geven geen aanleiding om aan de juistheid van de door het CIZ en Argonaut uitgebrachte indicaties te twijfelen. Uit voornoemde verklaringen kan niet worden opgemaakt dat appellant is aangewezen op een gesloten buitenwagen.
4.2. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij als voorzitter en J. Brand en M.F. Wagner als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2013.
De voorzitter is buiten staat te ondertekenen
(getekend) P.J.M. Crombach
HD