ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4238
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op uitkering ingevolge de Wet WIA na zorgvuldig onderzoek door bezwaarverzekeringsarts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geen recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toekende. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 7 juni 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat de basis vormde voor het besluit van het Uwv. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad heeft deze uitspraak bevestigd.
De Raad heeft in zijn overwegingen de medische grondslag van het bestreden besluit beoordeeld. De rapporten van de verzekeringsartsen, waaronder die van M. van Oostrom en A.D.C. Huijsmans, zijn als voldoende gemotiveerd beschouwd. De rechtbank had geoordeeld dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gaven om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De Raad heeft deze overwegingen overgenomen en geconcludeerd dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen reden was om de door appellant geclaimde urenbeperking aan te nemen.
Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij meer beperkt is dan door het Uwv aangenomen, maar de Raad heeft geen nieuwe gronden gevonden die tot een ander oordeel zouden leiden. De Raad heeft de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv bevestigd en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en houdt in dat appellant geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet WIA.